De hand is samengesteld uit een groot aantal beenderen, spieren, pezen en ligamenten die een zeer ruime beweeglijkheid toelaten en een relatief grote kracht kunnen ontwikkelen.
Er zijn drie soorten beenderen in de hand:
Daarnaast zijn er heel veel spieren, gewrichtsbanden en pezen in de hand te vinden. Spieren zijn structuren die samentrekken/ontspannen, dit laat toe dat de beenderen in de hand kunnen bewegen ten opzichte van elkaar.
De pezen zijn de structuren die uit de spier ontstaan en vervolgens op en in de botuiteinden gaan vasthechten, ze zorgen voor een stevige overgang tussen het spierweefsel en het bot.
De ligamenten (gewrichtsbanden) en de bindweefselstructuren zorgen voor een verbinding tussen de verschillende beenderen onderling.
De carpal tunnel is inderdaad een echte tunnel die de voorarm via de pols met de hand verbindt, de bedding wordt gevormd door de polsbeenderen, het dak door het ligamentum carpi transversum, een zeer stevige gewrichtsband die van de ene zijde naar de andere zijde van de pols verloopt. Dit ganse geheel vormt de carpal tunnel.
De nervus medianus passeert dus door deze tunnel,hij staat in voor de gevoelsensatie van de duim,wijsvinger, de middenvinger en een deel van de ringvinger. Er is eveneens een takje van deze zenuw die naar de duimmuis verloopt en daar zorgt dat de duim naar de pink kan gebracht worden.
Ook de buigpezen passeren net als de zenuw door deze tunnel.De zenuw ligt eigenlijk bovenop het pakket van de pezen en ligt dan ook zeer oppervlakkig. Alle pezen zijn omgeven door een soort slijmvlies, de tenosynovia. Afwijkingen (ontstekingen) van deze synovia kunnen ook een invloed uitoefenen op de zenuw functie.
Dit is het gewricht tussen enerzijds het metacarpaal of middenhandsbeen van de duim en anderzijds het Carpus beentje, het os trapezium, van de pols.
Dit gewrichtje laat u toe om uw duim te bewegen in de zogenaamde "oppositie", hierbij beweegt de duim naar de pink toe. Rond deze beenderen ligt een kapsel, een elastische zakvormige structuur die het gewricht volledig omgeeft.
Deze structuur is dan nog bijkomend verstevigd door zeer stevige ligamenten of gewrichtsbanden.
De beide uiteinden van de beenderen zijn bedekt door een dikke, stevige rubberachtige laag, het gewrichtskraakbeen genaamd. Deze kraakbeenlaag laat toe dat de beide beenderen een zachte, gladde beweeglijkheid hebben ten opzichte van elkaar.
Dit is het kanaaltje juist voor de duim, de Quervain loge genaamd, hier passeren twee duimpezen, namelijk de:
- abductor pollicis longus (APL), en de
- extensor pollicis brevis (EPB).
De spieren van deze pezen bevinden zich in de voorarm waar ze zich vasthechten aan het bot. Vervolgens gaan ze in de richting van de duim uit overgaan in peesstructuren, deze passeren vervolgens in een tunnel aan het uiteinde van de radius gelegen. Deze tunnel helpt om de pezen tegen het bot te houden.
De wand van deze tunnel wordt gevormd door een soort slijmvlies, het tenosynovium, dat als een soort zacht glijkussen maakt dat de pezen gemakkelijk heen en weer kunnen schuiven.
De handpalm bevat een groot aantal pezen, zenuwen, bloedvaatjes, spieren, gewrichtsbanden en beenderen. Tussen deze structuren liggen bindweefsel complexen, fascia’s genoemd.
Juist onder de huid van de handpalm ligt de palmaire fascia, een dunne bindweefsel structuur die een driehoekige vorm heeft.
Deze fascia bedekt de buigpezen in de hand en houdt ze tevens op hun plaats, het verhindert ook dat de vingers te ver naar achter zouden plooien als er kracht wordt op uitgeoefend.
Deze fascia gaat ter hoogte van de vingers over in verschillende bandvormige structuren, in de vinger zelf verlopen ze verder naar bot en pezen toe.
Het polsgewricht bestaat uit een ganse verzameling van kleine beentjes die in contact staan met de twee grote beenderen in de onderarm.
Het geheel wordt omgeven door een zakvormige structuur, het kapsel genoemd, dat tevens op vele plaatsen is verstevigd door ligamentaire structuren (gewrichtsbanden).
Het gewrichtskapsel is een zakvormige structuur die gevuld is met een kleine hoeveelheid gewrichtsvocht.
De buigpezen (rode pijl) verlopen vanuit de voorarm naar de hand en de vingers toe, ze zijn bedekt met een dun bindweefsel blad, de tenosynovia genoemd. Deze slijmvlies bedekking zorgt ervoor dat de pezen vlot en soepel kunnne glijden ten opzichte van de omliggende structuren.
Op bepaalde plaatsen worden de pezen tegen het bot gehouden door een soort weefsel tunnels, de pulleys genoemd (gele pijl).
Deze zorgen ervoor dat de pees zijn ligging ten opzichte van het bot behoudt, hierdoor is het mogelijk om kracht te zetten zonder dat de pezen een soort boogeffect krijgen en zich ver van het bot gaan verwijderen, kracht zetten zou anders onmogelijk worden.