Het
heupgewricht bestaat uit twee onderdelen: een gedeelte van het bekken,
het acetabulum genoemd, en het bovenste deel van het dijbeen of de heupkop.
De heup is een typisch "bol en kom" gewricht dat een goede
beweeglijkheid toelaat en tegelijk ook een grote stabiliteit biedt, waarbij
de bol (heupkop) zich diep in de pan van het bekken bevindt.
Zowel voor als achteraan zijn er een aantal stevige gewrichtsbanden die
van het geheel een zeer stabiel en beweeglijk gewricht maken.
Stevige spieren rond de heup zijn noodzakelijk want de heup staat voor
een deel in voor de stabiliteit bij het rechtstaan en de functie van
de heup bij het normaal stappen is evident.
De
bekkenkom en de heupkop zijn beiden bedekt met een dikke laag kraakbeen
die ervoor zorgt dat het gewricht soepel en pijnloos kan bewegen.
Zolang de kraakbeenlaag intact is, zijn er geen problemen, zelfs op hoge
leeftijd kan er voldoende intact kraakbeen aanwezig blijven om normaal
te functioneren, zonder pijn.
Door zijn functie, het dragen van het lichaamsgewicht en het voortbewegen
van het lichaam, zijn er uitgesproken krachten die inwerken op dit gewricht,
het is daarom ook zeer vatbaar voor slijtage.
Pijn in de heup kan echter naast botproblemen ook veroorzaakt worden
door de spieren, de pezen of de slijmbeurzen rond het heupgewricht.